Water­kwa­liteit


24 vragen door alle PvdD water­schappen in NL

Indiendatum: 27 sep. 2023

Vandaag, op de dag van het kraanwater, vragen de besturen van zestien waterschapsfracties en drie provinciale statenfracties van de Partij voor de Dieren aandacht voor een immens probleem: de kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland, bron van drink- en zwemwater voor mens en dier. Nederland bungelt in Europa onderaan waar het gaat om het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Wij stellen allen dezelfde vragen onder andere naar aanleiding van de uitzending van Focus – Drinkwater onder druk, waarin dit probleem glashelder uiteen wordt gezet. In de aflevering werd ook een medewerker van Aa en Maas gefilmd.

Wij vervuilen ons oppervlaktewater zelf, met meststoffen, restanten van bestrijdingsmiddelen, nieuwe stoffen zoals PFAS en microplastics en stoffen die vrijkomen bij de productie en het gebruik van geneesmiddelen en cosmetica. Een nog grotere uitdaging vormen de nieuwe stoffen waar nog geen analysemateriaal voor is en transformatieve stoffen die, als zij in contact met andere stoffen komen, giftig kunnen worden. In tijden van droogte verslechtert de kwaliteit van het water verder, doordat het percentage vervuiling toeneemt. En vergeet niet, mensen drinken gezuiverd drinkwater; dieren leven in dit vervuilde water.

Provincies en waterschappen staan veelal toe dat deze lozingen op het oppervlaktewater worden gedaan, omdat ze binnen bepaalde grenzen vallen en veilig genoeg zijn bevonden. Daarnaast zijn van nieuwe stoffen de effecten veelal nog onbekend en zijn er nog geen normen voor. De Raad voor de Leefomgeving[1] en Infrastructuur (Rli) constateert dat provincies, waterschappen en gemeenten nog nauwelijks invulling geven aan hun wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen.

De Partij voor de Dieren staat voor bronaanpak: gebruik van giftige middelen tegengaan en in ieder geval lozing op het water voorkomen. Zoals ook blijkt uit vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat op de kabinetsreactie op het Rli-advies en de nadere invulling van het KRW-impulsprogramma[2] ontbreekt op dit moment het totaaloverzicht van het aantal lozingen op oppervlaktewater, van welke stoffen en waar.

De Partij voor de Dieren zet haar bijna landelijke dekking in Provincies en Waterschappen in om een overzicht van het geheel aan lozingen op het oppervlaktewater boven tafel te krijgen, evenals visie en voorbereiding op toetsingsprocedures.

Een aantal vragen in onderstaand overzicht zijn overgenomen uit de vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat over de kabinetsreactie op het Rli-advies over de KRW en de nadere invulling van de KRW-impulsprogramma.

Toetsing en handhavingsbeleid vergunningen voor lozing op oppervlaktewater

  1. In welke gevallen dient een aanvraag voor vergunning voor lozing op het oppervlaktewater ingediend te worden bij een waterschap en in welke gevallen bij een provincie?
  2. Hoe delen waterschappen en provincies informatie over verleende vergunningen voor lozing op oppervlaktewater met elkaar?
  3. Zijn alle vereisten van de KRW reeds verwerkt in Aa en Maas-beleid? (staat in relatie tot vraag 32)
  4. Op welke nationale wetgeving toetst u?
  5. Bij het in werking treden van de Omgevingswet worden sommige vergunningen voor het lozen van chemische stoffen gedecentraliseerd naar de waterschapsverordening. Bent u hierop voorbereid?
  6. Welk beleid heeft u vastgesteld over vergunningverlening aangaande zeer zorgwekkende stoffen (zzs) - stoffen die zowel toxisch zijn als slecht afbreken - en het meten hiervan?
  7. Hoe ziet de handhaving van lozing zonder vergunning of melding eruit?
  8. Wordt er bij het handhaven ook gekeken naar of boetes passend zijn bij de omzet van de beboete bedrijven?

Afgegeven vergunningen

  1. Hoeveel vergunningen voor lozing op het oppervlaktewater zijn de afgelopen 5 jaar door u afgegeven?
  2. Hoeveel van deze vergunningen bevatten zeer zorgwekkende stoffen (zzs)? Welke dossiernummers betreft het?
  3. Op welke locaties van effluentlozingen en wanneer werden zeer zorgwekkende stoffen gemeten? Welke dossiernummers betreft het?
  4. Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de risicogrenzen voor perfluoralkyl-stoffen (PFAS) in het oppervlaktewater zijn overschreden, wanneer de risicogrenzen met terugwerkende kracht worden toegepast? Welke dossiernummers betreft het?
  5. In welke omvang werd boven de risicogrenzen voor PFAS geloosd?
  6. Hoeveel van deze vergunningen, waarbij de risicogrenzen voor PFAS werden overschreden, zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?
  7. Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de wettelijke eisen aan drinkwater, zoals vastgelegd in het Drinkwaterbesluit, werden overschreden? Welke dossiernummers betreft het?
  8. In welke omvang werd boven de drinkwaternorm geloosd?
  9. Hoeveel van deze vergunningen waarbij de drinkwaternorm werd overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?
  10. Zijn alle afgegeven lozingsvergunningen opgenomen in een door het conform de Wet Open Oveheid doorzoekbare database?

Zicht op meststoffen

  1. In de bronanalyse van de WUR uit 2019 wordt de vracht aan nutriënten per bron aangegeven. Kunt u aangeven of er sinds die tijd, naast de reducties van RWZI's ook veranderingen zijn van de vrachten van andere bronnen?
  2. Hoe beoordeelt u de schadelijkheid hiervan in verhouding tot bijvoorbeeld lozingen van fosfaatrijke stoffen door industriële bedrijven?
  3. Met hoeveel procent zou het aantal landbouwdieren verminderd moeten worden om het oppervlaktewater binnen de normen te brengen?

Visie

  1. Bent u het eens met de opmerking van de Rli dat alles op alles gezet moet worden om de KRW-doelen in 2027 te halen, mede omdat het weinig kansrijk is voor Nederland om een beroep te doen op de uitzonderingsbepalingen die de KRW kent in gevallen waar maatregelen wel zijn genomen, maar het doel in 2027 nog niet is bereikt? Waarom wel of waarom niet? (vraag 42)
  2. Hoe gaat u voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning realiseren, in samenwerking met drinkwaterbedrijven, provincie en Rijk, door onder andere in de ruimtelijke ordening beter rekening te houden met de zorg voor voldoende drinkwaterbronnen van goede kwaliteit die ook bruikbaar zijn, waar de Rli voor pleit? (vraag 36)
  3. Bent u het eens met onze visie dat het voorzorgbeginsel altijd in acht genomen zou moeten worden?


[1] https://www.rli.nl/archief/adviezen-in-beeld/goed-water-goed-geregeld.html; formulering overgenomen uit vraag 55 vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat

[2] Kamerstuk 27625, nr. 635, https://app.1848.nl/document/overig_kamerstuk/83847

Indiendatum: 27 sep. 2023
Antwoorddatum: 8 nov. 2023

Vraag 1

In welke gevallen dient een aanvraag voor vergunning voor lozing op het oppervlaktewater ingediend te worden bij een waterschap en in welke gevallen bij een provincie?

Antwoord

Vergunningaanvragen voor directe lozingen op oppervlaktewater dienen bij Rijkswaterstaat of een waterschap ingediend te worden. Rijkswaterstaat beoordeelt de vergunningaanvragen voor rijkswateren en waterschappen voor regionale wateren. De verdeling tussen rijkswateren en regionale wateren is te vinden in de Waterwet en het Waterbesluit. Vergunningsaanvragen waarbij er een lozing plaatsvindt op oppervlaktewater via een bedrijfsriolering of een ander tussenliggend (zuiverings)werk, de zogenaamde indirecte lozingen worden ingediend bij een gemeente of een provincie. Gedeputeerde staten (GS) zijn bevoegd gezag voor:

• alle bedrijven die onder het BRZO 2015 vallen;

• alle bedrijven waarin een installatie staat als bedoeld in bijlage I, categorie 4 (chemische industrie), van de Richtlijn industriële emissies (RIE-4-bedrijven), zie artikel 3.3 lid 1, onder a, van het Besluit omgevingsrecht (Bor);

• alle bedrijven waar een IPPC-installatie staat én waarvoor GS als bevoegd gezag zijn aangewezen in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Aan beide voorwaarden moet zijn voldaan. Alleen dan zijn Gedeputeerde Staten bevoegd gezag voor een IPPC-bedrijf dat geen BRZO- of RIE-4 bedrijf is.

Vraag 2

Hoe delen waterschappen en provincies informatie over verleende vergunningen voor lozing op oppervlaktewater met elkaar?

Antwoord

Het delen van informatie gebeurt niet actief. Verleende vergunningen worden bekend gemaakt via officiële bekendmakingen. Hier zijn alle vergunningen te raadplegen.

Vraag 3

Zijn alle vereisten van de KRW reeds verwerkt in Aa en Maas-beleid?

Antwoord

In het huidige waterbeheerprogramma en de vorige versies is de KRW steeds kaderstellend geweest. Het waterbeheerprogramma is weer het uitgangspunt voor beleid en projecten van het waterschap. Hiermee zijn de vereisten van de KRW verwerkt in het beleid van het waterschap. Er wordt steeds gekeken of dit beleid geactualiseerd moet worden (ook in het kader van de Omgevingswet). Waterschap Aa en Maas toetst bij de beoordeling van aanvragen, voor het brengen van stoffen in het oppervlaktewater, aan de nationaal vastgestelde wetgeving en beleidskaders van het waterschap. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de milieukwaliteitsdoelstelling die (per afzonderlijk oppervlaktewater) gebaseerd zijn op de KRW. Via deze lijn wordt geborgd dat het brengen van stoffen in oppervlaktewater niet in strijd is met het bereiken van een “adequaat chemisch beschermingsniveau van het aquatisch milieu”, zoals vastgelegd in de KRW. Als voorbereiding op het van kracht worden van de Omgevingswet is de keur ‘beleidsarm’ overgegaan in de waterschapsverordening. Dit betreft met name regels voor waterkwantiteit en waterveiligheid. Voor wat betreft waterkwaliteit is de ‘bruidsschat’ van toepassing. Dit zijn de regels die we van het rijk krijgen en waar we zes jaar de tijd voor hebben om hier andere regels voor op te nemen, tot die tijd blijven de regels van het rijk van toepassing. Ambtelijk gezien wordt er momenteel verkend (onder andere samen met de andere Brabantse waterschappen) hoe we de regels beleidsrijk zouden kunnen wijzigen.

Vraag 4

Op welke nationale wetgeving toetst u?

Antwoord

Lozingsvergunningen zijn gebaseerd op de Waterwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet milieubeheer en de daarbij behorende algemene maatregelen van bestuur (AMVB’s). In specifieke gevallen dient ook specifieke wetgeving in acht worden genomen als het ontvangende oppervlaktewater specifieke gebruiksfuncties heeft.

Vraag 5

Bij het in werking treden van de Omgevingswet worden sommige vergunningen voor het lozen van chemische stoffen gedecentraliseerd naar de waterschapsverordening. Bent u hierop voorbereid?

Antwoord

Ja. De zogenaamde bruidsschat bevat regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze gaan van rechtswege onderdeel uitmaken van de Waterschapsverordening. Hierin zijn geen mogelijkheden tot vergunningverlening opgenomen. Daar waar de mogelijkheid tot het opstellen van een maatwerkvoorschrift is opgenomen, is het waterschap al bevoegd gezag. Dit is geen verandering.

Vraag 6

Welk beleid heeft u vastgesteld over vergunningverlening aangaande zeer zorgwekkende stoffen (zzs) - stoffen die zowel toxisch zijn als slecht afbreken - en het meten hiervan?

Antwoord

Er is door Aa en Maas geen aanvullend beleid hiervoor vastgesteld. Vergunningaanvragen worden behandeld en beoordeeld conform landelijke en Europese regelgeving. Deze regelgeving beoogt het gebruik en de emissie van deze stoffen zoveel als mogelijk te beperken.

Vraag 7

Hoe ziet de handhaving van lozing zonder vergunning of melding eruit?

Antwoord
Als zonder een daarvoor vereiste melding of vergunning stoffen in het oppervlaktewater worden gebracht, is dat een overtreding. Conform de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) vindt dan een interventie plaats. De wijze van interventie hangt volgens de LHSO af van het gedrag van de overtreder en de gevolgen voor de leefomgeving. In het bestuursrecht kan dat betekenen dat er een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang wordt opgelegd
om overtreders te bewegen de overtreding te herstellen. Ook kan er een bestuurlijke strafbeschikking of een procesverbaal worden opgemaakt in overleg met het Openbaar Ministerie (OM).

Vraag 8

Wordt er bij het handhaven ook gekeken naar of boetes passend zijn bij de omzet van de beboete bedrijven?

Antwoord
Ja. Bij het vaststellen van de hoogte van een dwangsom zijn de financiële omstandigheden van de overtreder op zichzelf niet bepalend. De zwaarte van het geschonden belang en de boogde werking van de dwangsomoplegging vormen primair de basis voor de hoogte van de dwangsom. Een maatstaf bij het bepalen van het bedrag kan het (geschatte) financiële voordeel zijn dat de overtreding oplevert. De omvang van de onderneming speelt hierbij een rol. Zo zal een dwangsom voor een internationaal werkend bedrijf een andere zijn dan die voor een eenmanszaak. De hoogtes voor een bestuurlijke strafbeschikking zijn vastgelegd in de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv). Wanneer er een proces-verbaal opgemaakt wordt beslist het Openbaar Ministerie wat de strafreis gaat zijn. Hierbij is het kader te vinden in het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten.


Afgegeven vergunningen

Vraag 9
Hoeveel vergunningen voor lozing op het oppervlaktewater zijn de afgelopen 5 jaar door u afgegeven?

Antwoord
Hierbinnen vallen vergunningen voor tijdelijke lozingen vanuit bronneringen.

Vraag 10
Hoeveel van deze vergunningen bevatten zeer zorgwekkende stoffen (zzs)? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord
Er zijn géén vergunningen voor het lozen van ZZS afgegeven. Zie ook vraag 6.Er is wel éénmalig en zorgvuldig afgewogen via een maatwerkbesluit lozing van PFAS-houdend water toegestaan voor een tijdelijke bronnering. De gestelde norm voor PFAS lag op het niveau van drinkwaterkwaliteit.

Vraag 11
Op welke locaties van effluentlozingen en wanneer werden zeer zorgwekkende stoffen gemeten? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord
Bij alle onze RWZI’s wordt in het effluent gemeten op een selectie van de ZZS-stoffenlijst en biociden. Ook bij lozingen van ZZS, zoals PFOA, meten lozers en/of het waterschap (zie ook vraag 10). Het waterschap meet bij de RWZI niet op alle ZZS stoffen, maar op een selectie daarvan. Dit is een bewuste en weloverwogen keus. Er zijn teveel stoffen om allemaal te meten bij iedere RWZI. Er zijn in Nederland ruim 2.000 stoffen of stofgroepen aangewezen als ZZS, waarvan ongeveer 15% waterrelevant is verklaard. Daarnaast zijn er beleidsmatige
lijsten: prioritaire lijst KRW (EU lijst met 47 stoffen / stofgroepen), specifiek verontreinigende stoffen (73 stoffen), een lijst drinkwaterrelevante stoffen, enz. Bovendien is de afspraak om alle biociden en gewasbeschermingsmiddelen te behandelen als ZZS. Er zit overlap tussen deze lijsten; niettemin kom je zo tot meerdere honderden ZZS-stoffen. We beoordelen zorgvuldig op welke daarvan het zinvol is om te meten.

Vraag 12
Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de risicogrenzen voor perfluoralkyl-stoffen (PFAS) in het oppervlaktewater zijn overschreden, wanneer de risicogrenzen met terugwerkende kracht worden toegepast? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord
Er zijn géén vergunningen voor het lozen van PFAS afgegeven. Er is wel éénmalig en zorgvuldig afgewogen via een maatwerkbesluit lozing van PFAS-houdend water toegestaan voor een tijdelijke bronnering. De gestelde norm voor PFAS lag op het niveau van drinkwaterkwaliteit en de tijdelijke lozing heeft aan die norm voldaan.

Vraag 13
In welke omvang werd boven de risicogrenzen voor PFAS geloosd?

Antwoord
Zie vraag 12, niet van toepassing.

Vraag 14
Hoeveel van deze vergunningen, waarbij de risicogrenzen voor PFAS werden overschreden, zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord
Zie vraag 12, niet van toepassing.

Vraag 15
Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de wettelijke eisen aan drinkwater, zoals vastgelegd in het Drinkwaterbesluit, werden overschreden? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord
Géén.

Vraag 16
In welke omvang werd boven de drinkwaternorm geloosd?

Antwoord
Niet van toepassing, zie vraag 15.

Vraag 17
Hoeveel van deze vergunningen waarbij de drinkwaternorm werd overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?


Antwoord
Niet van toepassing, zie vraag 15.

Vraag 18
Zijn alle afgegeven lozingsvergunningen opgenomen in een door het conform de Wet Open Overheid doorzoekbare database?

Antwoord
Nee. De lozingsvergunningen worden gepubliceerd via officiële bekendmakingen. Voor alle lozingen die uiteindelijk uitkomen op de Maas, heeft Rijkswaterstaat (vanuit het samenwerkingsverband Schone Maaswaterketen) een platform opgericht waarin de inliggende waterschappen hun vergunningen aangeven. Daarnaast staan geanonimiseerde lozingsgegevens in de emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl) . In dit bestand zijn ook bijdragen van diffuse bronnen aangegeven.

Zicht op meststoffen

Vraag 19
In de bronanalyse van de WUR uit 2019 wordt de vracht aan nutriënten per bron aangegeven. Kunt u aangeven of er sinds die tijd, naast de reducties van RWZI's ook veranderingen zijn van de vrachten van andere bronnen?

Antwoord
In 2019 heeft Wageningen Environmental Research in opdracht van Programmabureau KRW/DHZ Maasregio een bronnenanalyse nutriënten stroomgebied Maas opgeleverd. Daarin zijn voor beide stoffen fosfor en stikstof, per KRW waterlichaam, de bronnen en verhoudingen tussen bronnen vastgesteld. Per KRW waterlichaam verschilt de omvang en de variatie tussen waterlichamen waarbij fosfor en stikstof het water bereiken sterk. Per waterlichaam is dit te bekijken
via de viewer: https://storymaps.arcgis.com/s.... Op dit moment wordt deze studie geactualiseerd waarbij de resultaten begin 2024 verwacht worden.

Vraag 20
Hoe beoordeelt u de schadelijkheid hiervan in verhouding tot bijvoorbeeld lozingen van fosfaatrijke stoffen door industriële bedrijven?

Antwoord
Uit de bij 19 genoemde studie is gekomen dat – beschouwd over heel Aa en Maas - de landbouw, instroom uit het buitenland en de RWZI’s de grootste bijdragen leveren aan de totale vracht van stikstof en fosfor. Aa en Maas kent maar een beperkt aantal directe lozingen van industrieën; de bijdrage hiervan in de totale balans is zeer beperkt.

Vraag 21

Met hoeveel procent zou het aantal landbouwdieren verminderd moeten worden om het oppervlaktewater binnen de normen te brengen?

Antwoord
Bij studie door de WUR hoe de KRW doelen voor N en P zouden kunnen worden gehaald, blijkt dat de hoeveelheid bemesting per perceel ten eerste bepaalt hoeveel N en P in oppervlaktewater komt. Die hoeveelheid toegestane bemesting hangt af van het te telen gewas. Een boer mag volgens de mestwetgeving niet meer bemesten dan de
gebruiksnormen voor dat gewas. Die normen staan los van de hoeveelheid vee.

Visie

Vraag 22
Bent u het eens met de opmerking van de Rli dat alles op alles gezet moet worden om de KRW-doelen in 2027 te halen, mede omdat het weinig kansrijk is voor Nederland om een beroep te doen op de uitzonderingsbepalingen die de KRW kent in gevallen waar maatregelen wel zijn genomen, maar het doel in 2027 nog niet is bereikt? Waarom wel of waarom niet?

Antwoord
Het waterschap spant zich maximaal in om de afgesproken KRW-maatregelen voor eind 2027 uitgevoerd te krijgen. Voor een deel van de maatregelen is het waterschap daarbij afhankelijk van de medewerking van andere overheden en ondernemers. Het waterschap doet mee aan de landelijke KRW tussenevaluatie (2024) en bekijkt mede op basis daarvan welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Hoe ver het waterschap daadwerkelijk gaat met het nemen van
aanvullende maatregelen en welke instrumenten zij daarbij wel/niet in wil zetten is een bestuurlijke vraag.

Vraag 23
Hoe gaat u voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning realiseren, in samenwerking met drinkwaterbedrijven, provincie en Rijk, door onder andere in de ruimtelijke ordening beter rekening te houden met de zorg voor voldoende drinkwaterbronnen van goede kwaliteit die ook bruikbaar zijn, waar de Rli voor pleit?

Antwoord
Hiervoor is de provincie bevoegd gezag. De Provincie Noord-Brabant is in overleg met vijf gemeenten om zogenaamde drinkwaterreserveringsgebieden aan te wijzen. Het gaat om drie bestaande drinkwaterwinningen en 2 nieuwe gebieden waar mogelijk in de toekomst (meer) drinkwater wordt gewonnen. Aanwijzen van de drinkwaterreserveringsgebieden betekent dat deze gebieden zowel een
milieuhygiënische bescherming krijgen (ter bescherming van een goede kwaliteit) in de omgevingsverordening en welke dus ook ruimtelijk worden vastgelegd. Het waterschap heeft hierin geen sturende rol.

Vraag 24
Bent u het eens met onze visie dat het voorzorgbeginsel altijd in acht genomen zou moeten worden?

Antwoord
De Kaderrichtlijn Water maakt onderdeel uit van het gemeenschappelijk Europees milieubeleid. In de overwegingen van
de richtlijn is dat als volgt verwoord: “Zoals in artikel 174 van het Verdrag wordt bepaald, draagt het beleid van de Gemeenschap op milieugebied bij tot het nastreven van de doelstellingen van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu alsmede van een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.” In welke mate het waterschap dit beginsel in de praktijk wil brengen betreft een bestuurlijke afweging.

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Bomenkap bij Gewande/Empel

Lees verder

Beverprotocol

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer